Jeugdtheatergroep Unieke Zaken heeft in de periode 1990-2022 bijna vijfduizend optredens gegeven. En na afloop waren er altijd vragen: Hoe lang hebben jullie hieraan gewerkt? Hoe komen jullie op het idee? Maken jullie alles zelf? Hoe kan alles bewegen? Hoe kunnen jullie je zo snel omkleden? Waarom doen jullie dit? Verzinnen jullie alles zelf?

Na binnenkomst nemen de leerlingen plaats op een kleine rijdende tribune. Die brengt ze op allerlei plekken: de decorwerkplaats, de repetitieruimte, de vergaderruimte en nog veel meer. Op iedere plek zien ze hoe (op theatrale wijze) aan de verschillende onderdelen van een productie wordt gewerkt, hoe de medewerkers alles uit de kast halen er een succes van te maken en welke vreemde misverstanden en grappige situaties daarbij ontstaan. Dit kijkje achter de schermen eindigt met het spelen van de voorstelling waaraan is gewerkt. En ook dat gaat vanzelfsprekend op ongewone wijze.

Met DE THEATERFABRIEK willen we laten zien dat het maken van een theaterproductie een avontuur is, we willen de liefde voor theater aanwakkeren,  de nieuwsgierigheid bevredigen, dat theater ongelooflijk leuk is en een inspirerende, niet-alledaagse plek is om te werken, dat ambachtelijkheid belangrijk is, dat hard werken ook een talent is, dat creativiteit samen gaat met vallen en opstaan…

Voorafgaand aan is theaterbezoek is het aan te raden een aantal onderwerpen in de kring te bespreken. Leg uit dat de kinderen naar een theatervoorstelling gaan. Daarbij gelden een paar belangrijke regels, het Laagland maakte daarover het filmpje hiernaast. Kijk er naar met de klas.

Nog even de belangrijkste regels op een rij:

  • Plassen tijdens de voorstelling mag niet, ga ervoor of erna
  • Probeer niet te praten tijdens de voorstelling
  • Lachen mag natuurlijk wel
  • Ga niet staan, dan zien ze achter je niks meer
  • Mobiele telefoons moeten uit
  • Fotograferen mag alleen zonder flits

Theaterkijkcode © Het Laagland

Het Laagland maakte dit leuke filmpje over de Do’s en Don’ts in het theater. Zie www.hetlaagland.nl voor meer informatie.

Over de voorstelling

Een voorbereide leerling is meestal een geïnteresseerde toeschouwer. Door de klas alvast te vertellen waar de voorstelling over gaat, zullen ze straks bij de voorstelling veel herkennen.

Stel vooraf enkele vragen om de leerlingen te activeren. Andere vragen zijn juist leuk om achteraf te behandelen of nog eens te herhalen, om te zien wat de klas van de voorstelling heeft opgepikt:

  • Is een theatervoorstelling altijd in een theater/schouwburg?

  • Wat heb je gezien? Waar speelde het zich af, waar ging het over en hoe zag het eruit.

  • Wat was de stijl? Was het grappig, was het serieus, was het als een stripverhaal, was het met veel beweging was het heel beeldend……?

  • Wie zou er wel eens een theaterstuk willen maken?

  • Waar zou die over moeten gaan?

  • Wat heb je nodig om theater te maken? Denk aan randvoorwaarden (repetitieruimte, verhaal of script), denk aan personen (acteurs, regisseur, scriptschrijver, lichtontwerper, lichttechnicus, geluidstechnicus, decorontwerper, decorbouwer, kostuumontwerper, kostuummaker, rekwisiteur, publiciteitsontwerper, publiciteitsmedewerker, zakelijk leider, productieleider), denk aan spullen en techniek (decor, rekwisieten, lampen, geluidsdrager en boxen, kostuums)

  • Wat is er fijn/leuk aan theater?

  • Is theatermaken moeilijk?

In de voorstelling komen woorden voor waarvan de betekenis misschien niet of nauwelijks bekend is. Veel betekenissen worden duidelijk in de voorstelling, maar het kan fijn zijn om sommige begrippen alvast van te voren te behandelen in de klas:

  • Scène – Een afgerond gedeelte van een theaterstuk
  • Script – Tekst van een theaterstuk met aantekeningen hoe er gespeeld moet worden.
  • Vergadering/bespreking – gezamenlijk overleg
  • Vierde wand – Acteurs spelen alsof ze in een ruimte met 4 wanden staan. De doorzichtige wand tussen het toneel en het publiek heet vierde wand.
  • Decor – Alles wat op het toneel staat als omgeving voor de spelers
  • Decorbouwer – De persoon die het decor bouwt
  • Decorontwerper – De persoon die het decor ontwerpt
  • Rekwisieten – Alle spullen op het toneel
  • Rekwisiteur – Persoon die de rekwisieten bij elkaar zoekt
  • Special effect – Speciaal effect.
  • Lichtplan – Uitgewerkt plan waarin staat welke theaterlampen waar in het plafond (grid) moeten hangen.
  • Moving heads – Bewegende lampen, computer aangestuurd.
  • Acteur/actrice – Toneelspeler/toneelspeelster
  • Rol – De persoon die je in een theaterstuk speelt
  • Black out – Al de theaterlampen ineens uit zodat het donker wordt op het toneel
  • Changement – Decorwissel
  • Coulissen – Zijkant van het toneel vanwaar de spelers opkomen. Vaak zijn dat zwarte doeken.
  • Cue – Teken/sein
  • Doorloop – Repetitie waarbij het hele theaterstuk wordt gespeeld
  • Geluidseffect – Het nadoen of toevoegen van een geluid bij een handeling.
  • Generale repetitie – Laatste repetitie voor een première.
  • Première – Eerste voorstelling voor publiek
  • Improvisatie – Spelen zonder vaste tekst.
  • Kleurfilter – Gekleurd stukje plastic dat voor de lens van een lamp wordt geplaatst en de kleur verandert.
  • Kostuum – Dat wat een acteur/actrice aanheeft op het toneel
  • Kostuumontwerper – Ontwerper van de kostuums
  • Maquette – drie dimensionaal model op schaal. Geeft zo op kleine schaal een indruk van het gebouw, decor, omgeving.
  • Mime – Spelen met je lichaam. Spelen zonder woorden.
  • Open Doekje – Applaus tijdens een voorstelling omdat het publiek iets mooi of bijzonder vindt.
  • Opkomst – het toneel opgaan
  • Regisseur – Persoon die een idee heeft over hoe een voorstelling moet worden, die de rollen verdeeld en die de toneelspelers begeleidt tijdens de repetities.