VOORBEREIDING
Deze les duurt ongeveer 45 minuten, maar is eenvoudig op te delen in kortere losse oefeningen van 5 tot 10 minuten.
Je hebt niet veel nodig: een lege speelzaal, blinddoeken en een bal voor de eerste twee opdrachten en teken-, knip-, plak-, verf- en andere knutselspullen voor de derde opdracht.
DE OPDRACHT
Charles Lindbergh was een echte daredevil. Hij durfde iets te doen wat nog nooit iemand deed. In de voorstelling komen er allemaal vrienden van Charles voorbij die denken dat het hem zonder zijn of haar hulp nooit was gelukt. Maar is dat eigenlijk wel zo?
Word ook een daredevil!
Natuurlijk had Charles de hulp van zijn vrienden nodig om zijn vliegreis te laten slagen, maar het was vooral zijn flinke dosis zelfvertrouwen die ervoor zorgde dat hij de gok durfde te wagen. Met deze opdrachten leer ook jij om niet alleen op je vrienden, maar ook op jezelf te vertrouwen, net zoals onze Vliegende Gek dat deed!
Zonder zelfvertrouwen was Charles nooit zover gekomen. Maar zonder hulp van zijn vrienden evenmin. In deze opdracht leer je te vertrouwen op je vrienden en zie je dat je niet altijd alles alleen hoeft te doen.
DEEL 1: BLINDEMAN
Opzet: In deze opdracht gaan de leerlingen elkaar geblinddoekt rondleiden. De geblinddoekte leerling is daardoor afhankelijk van de ogen van zijn medeleerling en leert op hem/haar te vertrouwen.
Verloop: Verdeel de groep in tweetallen of laat ze zelf tweetallen maken. Van elk tweetal doet er één de blinddoek om. De ander beweegt hem of haar door de ruimte, door hem voorzichtig aan de hand of schouders rond te leiden. Zorg ervoor dat je de andere tweetallen niet raakt! Na verloop van tijd wisselen de tweetallen van rol.
Variatie: Plaats obstakels in de ruimte en / of laat de leerlingen elkaar niet met aanrakingen maar met woorden begeleiden.
DEEL 2: VANGNET
Opzet: In deze oefening ga je nog een stapje verder in het vertrouwen op de ander. De tweetallen (dezelfde of je kunt de leerlingen van maatje laten wisselen – laat ze ook eens kiezen voor iemand met wie ze niet zo vaak samenwerken) gaan ervaren hoe het is om zich achterover te laten vallen in de armen van de ander.
Verloop: De tweetallen gaan achter elkaar staan, op ongeveer één meter afstand (zorg ervoor dat de achterste persoon nog net met gestrekte armen de voorste persoon kan aanraken). Zeg tegen de voorste leerlingen dat hun voeten vastgelijmd zitten aan de vloer. Vervolgens tellen ze af: 3…….2……..1……. waarna ze zich achterover laten vallen in de armen van hun maatje. Daarna draaien ze de rollen natuurlijk nog eens om!
Variatie: Het wordt nog spannender als je je ogen tijdens het vallen dichthoudt. Ook leuk: laat een leerling plaatsnemen op een verhoging (bijvoorbeeld een gymbank). Laat zes leerlingen in tweetallen tegenover elkaar staan, terwijl ze met gekruisde handen elkaar vasthouden. De drie tweetallen nemen naast elkaar en achter degene op de bank plaats, zodat ze hem met zijn allen op kunnen vangen.
Geloof jij in jezelf of laat jij je makkelijk uit het veld slaan? Voor zo’n hachelijke onderneming als die van Charles heb je naast een flinke portie lef ook een behoorlijkde dosis zelfvertrouwen nodig. Met deze oefeningen werk je daaraan.
DEEL 1: CHINEES BOKSEN
Opzet: Zelfvertrouwen is niet alleen het geloof in je eigen kunnen, maar ook stevig in je schoenen staan. Met dit spelletje kun je oefenen hoe je dat doet.
Verloop: In tweetallen gaan de leerlingen op ongeveer een meter afstand tegenover elkaar staan. Voeten op schouderbreedte, knieën licht gebogen, ademen naar je buik, beide armen licht gebogen en handpalmen naar de overbuurman of -vrouw gericht. Kijk elkaar aan. Tel af; 3……2…….1……go! De leerlingen proberen elkaar uit balans te krijgen door met beide handen tegelijk tegen die van de ander te klappen. De ander kan snel zijn handen terugtrekken, of juist tegemoet komen, zodat de ander zijn balans verliest. Degene die als eerste een voet verzet, is af. Degene die het langst blijft staan is de winnaar in stevig staan! (Bron: Rots & Watertraining: Chinees Boksen)
Variatie: Maak een kringetje van zes leerlingen met één leerling in het midden. De middelste leerling houdt zijn voeten stil op de grond, terwijl de zes buitenste leerlingen hem zachtjes heen en weer duwen. Als de middelste leerling een voet verzet, is hij af en neemt een ander in het midden plaats.
DEEL 2: GOOIEN MET COMPLIMENTEN
Opzet: De leerlingen gooien met een bal naar elkaar. Wie de bal vangt, zegt iets liefs over degene van wie hij de bal ontvangt.
Verloop: Iedereen zit in een kring op de grond. De bal wordt willekeurig rond gegooid. Wie de bal vangt zegt de naam van degene die de bal naar hem gooide en voegt daar iets liefs aan toe. Bijvoorbeeld: “Bas is heel stoer.” of “Samira kan goed rekenen.” Zorg er wel voor dat iedereen aan de beurt komt.
Vervolg: Zeg ook eens iets liefs over jezelf. Bijvoorbeeld: “Ik ben Bas en ik kan goed tekenen.” of “Ik ben Samira en ik heb mooie ogen.”
Nu je hebt ervaren dat je zowel op jezelf als op je klasgenoten kunt vertrouwen en je zelfvertrouwen door de complimenten een flinke boost heeft gekregen, kunnen jullie aan de slag met de verwerkingsopdracht.
DEEL 1:
Opzet: Bespreek in de klas een aantal voorbeelden van mensen die iets deden wat nog niet kon, zoals Leonardo DaVinci die wilde vliegen als een vogel, Charles Lindbergh die zonder te stoppen de oceaan over vloog en Neil Armstrong die als eerste een voet op de maan wilde zetten. Maar noem ook een paar voorbeelden zoals het buurmeisje dat een salto wilde maken, een neef die auto wilde rijden en een vriendin die Chinees wilde leren.
Verloop: Spoor de leerlingen aan om zelf iets te verzinnen wat (hij of zij) nog niet kan. Stel indien nodig enkele vragen om ze te helpen, zoals vragen naar hobbies of helden, of kennen ze bijvoorbeeld iemand die iets kan wat hij of zij zelf ook wel graag zou willen kunnen? Als iedereen iets heeft bedacht (dit kan uiteraard ook iets fictiefs zijn), gaan ze aan de slag om hier een schilderij of tekening van te maken. Gebruik hierbij alles wat voor handen is, zoals verschillende knutsel-, knip-, plak- en tekenmaterialen.
DEEL 2: IK HEB HET NOG NOOIT GEDAAN, DUS IK DENK DAT IK HET WEL KAN!
Opzet: De klas gaat aan elkaar presenteren wat ze hebben gemaakt. Aan de hand van een aantal vragen leren ze een grote uitdaging in kleine behapbare stapjes op te knippen.
Verloop: Verdeel de klas in kleine groepjes en laat ze aan elkaar vertellen wat ze hebben bedacht en gemaakt op de volgende wijze:
- Ik heb nog nooit ……………, dus ik denk dat ik het wel kan!
- Wat heb ik daarvoor nodig? …………………………
- Ik ga eerst …….
- Daarna ga ik ………
- Tot slot ga ik ………
- Dan kan ik over ……. dagen / weken / jaren …….!
Vervolg: uiteraard krijgen alle schilderijen een mooi plekje in de klas. Na verloop van tijd of eens in de zoveel tijd kun je vragen of het iemand al gelukt is zijn doel te bereiken. En misschien willen de kinderen het wel presenteren / demonstreren voor de klas?